Betekenis van:
buizen
buizen
Werkwoord
- een buis in de school geven
buizen
Werkwoord
- een buis in de school krijgen
buis (de ~ | meervoud buizen)
Zelfstandig naamwoord
- ontvangsttoestel voor tv-uitzendingen; televisie; toestel voor ontvangst van televisie; (informeel) televisietoestel
"voor de buis hangen"
"aan de buis gekluisterd zijn"
Synoniemen
- televisie
- kastje
- kijkbuis
- kijkdoos
- kijkkast
- t.v.
- teevee
- teeveetoestel
- televisie-ontvanger
- televisieontvanger
- televisietoestel
- treurbuis
- tv
- beeldbuis
Hyperoniemen
buis (de ~ | meervoud buizen)
Zelfstandig naamwoord
- laag cijfer; onvoldoende
"een buis voor [wiskunde]"
"een buis krijgen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- buizen
- twee buizen
- andere buizen
- Buizen voor microscoop
- „buizen en pijpen”:
- Kwikdamplampen en -buizen
- buizen, leidingen, hoofdleidingen, enz.
- buizen met frequency agility;
- Gloeilampen-, buizen- en verlichtingsartikelenfabrieken
- buizen voor televisiecamera’s
- buizen en hulpstukken daarvoor
- Buizen van koper
- Detectieapparatuur voor metalen buizen
- andere buizen en slangen
- Buizen van nikkel