Betekenis van:
buur
buur (de ~ | meervoud buren)
Zelfstandig naamwoord
- buurman- of vrouw
"[een strijd] van buur tegen buur"
"beter een goede buur dan een verre vriend"
Synoniemen
Hyperoniemen
buur
Zelfstandig naamwoord
- een persoon die in andermans omgeving woont
"Beter een goede buur dan een verre vriend."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Hij is mijn buur.
- Tom is een goede buur.
- Tom is een goede buur.
- Beter een goede buur dan een verre vriend.
- Hij is mijn buur, maar ik ken hem niet al te goed.
- Het kwade is de buur van het goede
- Beter een naaste buur dan een verre broer
- Gezinslid, buur, collega
- „Actueel” voor de variabele „Mogelijkheid om een familielid, vriend of buur om hulp te vragen”.