Betekenis van:
buurman
buurman
Zelfstandig naamwoord
- een man naast wie men woont
"Toen mijn buurman op vakantie was, zorgde ik voor zijn huisdieren."
Voorbeeldzinnen
- Hij is mijn buurman.
- De hond van mijn buurman is dood.
- "Wist je dat de dochter van de buurman al getrouwd is?" 'Je zegt niet! Ze is pas achttien!"