Betekenis van:
chauffeur
chauffeur (de ~ | meervoud chauffeurs)
Zelfstandig naamwoord
- bestuurder v.e. voertuig
"tijdens de rit niet met de chauffeur praten"
"de chauffeur rijdt"
Hyperoniemen
chauffeur
Zelfstandig naamwoord
- de bestuurder van een motorvoertuig
"De chauffeur verloor de macht over het stuur en daarom vloog de auto de berm in."
Voorbeeldzinnen
- Hou het wisselgeld maar, hoor, chauffeur.
- Met chauffeur
- Zonder chauffeur
- Chauffeur/bijrijder:8.
- Bestelwagenverhuur met chauffeur
- Verhuur van vrachtwagens met chauffeur
- Verhuur van personenauto's met chauffeur
- Bus- en autobusverhuur met chauffeur
- Verhuur van voertuigen voor goederenvervoer met chauffeur
- de chauffeur treedt tevens op als verzorger.
- Verhuur van voertuigen voor personenvervoer met chauffeur
- Verhuur van industriële voertuigen met chauffeur
- Verhuur van vrachtwagens met chauffeur (CPC 7124)
- de chauffeur heeft geen geldig certificaat van een beroepsopleiding;
- De chauffeur moet een diploma overeenkomstig punt 8.2.2.7.1 hebben.