Betekenis van:
condoom
condoom (het ~ | meervoud condooms)
Zelfstandig naamwoord
- bepaald voorbehoedsmiddel; voorbehoedmiddel; voorbehoedmiddel, rekbare huls van dun rubber of kunststof dat over het mannelijk geslachtsorgaan geschoven kan worden; (informeel) condoom
"vrijen met een condoom"
"een condoom met aardbeiensmaak"
Synoniemen
Hyperoniemen
condoom
Zelfstandig naamwoord
- latex omhulsel voor de penis, bedoeld als voorbehoedmiddel bij geslachtsverkeer
"Het condoom is een belangrijk hulpmiddel ter voorkoming van seksueel overdraagbare ziekten."
Voorbeeldzinnen
- Heb je een condoom?
- Heb je een condoom?
- Tom gebruikt altijd een condoom.