Betekenis van:
dagelijks

dagelijks
Zelfstandig naamwoord
  • (alle)daags; van elke dag
"het dagelijks leven"
"de dagelijkse realiteit/praktijk/gang van zaken"

Synoniemen

Hyperoniemen

dagelijks
Bijvoeglijk naamwoord
  • iedere dag
"voor dagelijks gebruik"
"de dagelijkse dosis/omgang/routine"

Hyperoniemen

dagelijks
Bijvoeglijk naamwoord
  • iedere dag voorkomend
"Hoe moeten we anders ons dagelijks brood verdienen?"
dagelijks
Bijvoeglijk naamwoord
  • iedere dag
"Hij leest dagelijks de krant."
dagelijks
Bijwoord
  • iedere dag
"Hij leest dagelijks de krant."

Voorbeeldzinnen

  1. Er sterven dagelijks mensen.
  2. Er sterven dagelijks goede mensen.
  3. Ik schrijf dagelijks in mijn dagboek.
  4. Er sterven dagelijks veel goede mensen.
  5. Luister jij thuis dagelijks naar de radio?
  6. De meeste mensen schrijven over hun dagelijks leven.
  7. Het is erg belangrijk om dagelijks te sporten.
  8. Dagelijks
  9. Dagelijks of bijna dagelijks
  10. Dagelijks bestuur
  11. Dagelijks persbericht
  12. het dagelijks bestuur;
  13. Dagelijks maar niet voortdurend?
  14. het dagelijks bestuur;
  15. De activa worden dagelijks gewaardeerd.