Betekenis van:
dapperheid

dapperheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • afwezigheid van angst voor gevaar; eigenschap zonder angst te zijn; lef; durf; het niet bang zijn

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het past te steunen op dapperheid/deugd, niet op afkomst
  2. De dorst naar roem is groter dan die naar dapperheid
  3. List of dapperheid, wie vraagt daarnaar, waar het een vijand geldt?" (Vergilius, Aeneis II 390), "Het doel heiligt de middelen