Betekenis van:
dauw
dauw (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- kleine waterdruppeltjes op planten
"er ligt dauw over [de velden]"
"van de hemelse dauw leven"
Hyperoniemen
dauw
Zelfstandig naamwoord
- condensatiedruppels gevormd op de grond door afkoeling van vochtige lucht
"Het grasveld was bedekt met dauw."
Voorbeeldzinnen
- Vanochtend was er dauw.
- Dauw-bramen (Loganbes, boysenbes, kruipbraam)
- De bessen moeten voldoende stevig zijn, voldoende goed vastzitten en zoveel mogelijk met „dauw” bedekt zijn.
- De bessen moeten stevig zijn, goed vastzitten, gelijkmatig verdeeld zijn over de rist en vrijwel geheel met „dauw” bedekt zijn.
- De bessen moeten stevig zijn, goed vastzitten en over een zo groot mogelijk oppervlak met „dauw” bedekt zijn.