Betekenis van:
delen
delen
Werkwoord
- samen met een ander gebruiken
"We delen een kamer."
delen
Werkwoord
- in meer dan één stuk snijden of hakken
"Het stuk koek werd gedeeld."
delen
Werkwoord
- rekenkundige bewerking: het aantal bepalen dat een getal (het deeltal) groter is dan een ander getal (de deler)
"Hoeveel is 12 gedeeld door 3 ?"
delen
Werkwoord
- distribueren; verspreiden; verdelen
"de winst delen"
"het bed delen met (je geliefde)"
Synoniemen
Hyperoniemen
delen
Zelfstandig naamwoord
- gezaagde houten planken
" Een houten vloer van vurenhouten delen."
delen
Zelfstandig naamwoord
- gelijksoortige stukken (bestanddelen, afdelingen enz.) van een geheel (de stukken kunnen verschillen in grootte maar zijn gelijk van samenstelling)
"De vaas is in drie delen gevallen."
delen
Zelfstandig naamwoord
- onderdelen, waarbij verschillen in functie of samenstelling buiten beschouwing zijn gelaten
"In grote delen van de krijgsmacht heerst onrust, vooral bij de (het onderdeel) marine."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Je moet je werk met anderen delen.
- Grote delen van de oceaan zijn vervuild.
- Tom houdt er niet van om te delen.
- Het geheel is meer dan de som der delen.
- Ik wil mijn kamer niet met Tom delen.
- Gallië is in zijn geheel verdeeld in drie delen
- delen
- delen:
- delen
- DELEN:
- andere delen
- Andere delen
- andere; delen
- Metalen delen (m.u.v. gedraaide metalen delen)
- Delen van koelmeubelen, delen van warmtepompen, andere