Betekenis van:
deugd

deugd (de ~ | meervoud deugden)
Zelfstandig naamwoord
  • een bepaalde goede zedelijke eigenschap
"dat doet me deugd"
"de vier kardinale deugden"

Hyperoniemen

deugd
Zelfstandig naamwoord
  • iets dat goed is in zedelijk opzicht
"Het is een grote deugd dat hij zo behulpzaam is."

Voorbeeldzinnen

  1. Eerlijkheid is een aanzienlijke deugd.
  2. Deugd, eenheid en trouw
  3. Eer is de loon der deugd
  4. Het past te steunen op dapperheid/deugd, niet op afkomst