Betekenis van:
deuk
deuk
Zelfstandig naamwoord
- vervorming van het oppervlak van een voorwerp in de vorm van een put of uitholling, meest veroorzaakt door botsing met een ander voorwerp
"Dat auto-ongeluk veroorzaakte gelukkig alleen een paar deukjes."
deuk (de ~ | meervoud deuken)
Zelfstandig naamwoord
- put in het oppervlak v.e. voorwerp; deuk; deuk
"een flinke deuk krijgen/oplopen"
"in een deuk liggen"
Synoniemen
Hyperoniemen
deuk
Zelfstandig naamwoord
- ''overdrachtelijk'' psychologische schade
"Door die nederlaag liep zijn eigendunk een flinke deuk op."
deuk
Zelfstandig naamwoord
- de slappe lach
"Toen ik dat hoorde, lag ik in een deuk!"