Betekenis van:
diefstal
diefstal (de ~ | meervoud diefstallen)
Zelfstandig naamwoord
- daad van stelen
"een diefstal plegen"
"diefstal met geweld"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
diefstal
Zelfstandig naamwoord
- het zich onrechtmatig toe-eigenen van goederen of andere bezittingen die aan een ander toebehoren
"Hij werd van diefstal beschuldigd."
Voorbeeldzinnen
- De jongen is in staat tot diefstal.
- Diefstal
- diefstal,
- diefstal;
- georganiseerde diefstal,
- georganiseerde of gewapende diefstal,
- Beveiliging tegen diefstal
- alarminstallaties tegen diefstal;
- Diefstal van het bevoegdheidsbewijs
- georganiseerde of gewapende diefstal;
- georganiseerde of gewapende diefstal;
- georganiseerde of gewapende diefstal
- Diefstal van de vergunning
- Sloten en beveiligingen tegen diefstal
- Beveiliging tegen diefstal en startonderbrekers