Betekenis van:
dip

dip
Zelfstandig naamwoord
  • /: dipsaus
"Geef je me de dip even?"
dip
Zelfstandig naamwoord
  • tijdelijke, slechtere emotionele staat
"Hij zit in een dip."
dip
Zelfstandig naamwoord
  • geestelijke of lichamelijke instorting

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. (Previously, until 2002 — Degree standard diploma in architecture (Dip.
  2. Verdeling in ruimte en tijd van nutriënten (DIN, TN, DIP, TP, TOC) en zuurstof;