Betekenis van:
doel
doel (het ~ | meervoud doelen)
Zelfstandig naamwoord
- doeleinde
"het doel heiligt de middelen"
"zijn doel voorbij streven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
doel
Zelfstandig naamwoord
- het punt waarop men zich richt
"Het doel van deze vergadering was het herzien van het schoolreglement."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ze bereikten hun doel.
- De pijl raakte het doel.
- Het doel heiligt de middelen.
- Dit keer is Parijs mijn doel.
- Wat is je doel in het leven?
- Hij heeft maar een doel in het leven: geld verdienen.
- Ik begrijp niet wat zijn echte doel is.
- Hij legde het belangrijkste doel van het plan uit.
- Zijn doel is het niet, om geld te maken.
- Het doel heiligt de middelen
- Mary stopt voor niets of niemand om haar doel te bereiken.
- Wie zijn doel wil krijgen, ook de middelen
- Het blijkt dat dit een zeer gunstige factor is voor ons project, dat juist als doel heeft in samenwerking een netwerk te scheppen van vertalingen in zoveel mogelijk talen.
- List of dapperheid, wie vraagt daarnaar, waar het een vijand geldt?" (Vergilius, Aeneis II 390), "Het doel heiligt de middelen
- Doel