Betekenis van:
doos
doos
Zelfstandig naamwoord
- een veelal kartonnen balkvormig opslagmiddel
doos
Zelfstandig naamwoord
- een vagina
doos
Zelfstandig naamwoord
- een vrouw
Voorbeeldzinnen
- Ik heb de doos leeg gevonden.
- Ik kan dingen in een doos steken.
- Wat zit er in de doos?
- Deze doos is gevuld met appels.
- Lieve hemel, wat een enorme doos!
- Ik heb de lege doos gevonden.
- Deze doos is twee keer zo groot als die daar.
- Hij nam de zware doos van de plank.
- Deze doos is niet zo groot als die.
- De doos was leeg toen ik hem openmaakte.
- Hij had een grote doos in zijn armen.
- Deze doos is leeg. Er zit niets in.
- Die doos is te klein om al deze dingen te houden.
- Als je goed kijkt dan zie je dat de doos een valse bodem heeft.
- Deze doos is zo groot dat hij niet in mijn tas past.