Betekenis van:
drievoudig

drievoudig
Bijvoeglijk naamwoord
  • driedubbel; drievoudig; driema(a)l(ig)
"drievoudig '(Olympisch/Europees) kampioen'/wereldkampioen/landskampioen"
"een drievoudige salto/beenbreuk"

Synoniemen

Hyperoniemen

drievoudig
Bijvoeglijk naamwoord
  • driemaal dezelfde groep of binding bezittend
"Glycerol is een drievoudige alcohol."
drievoudig
Bijvoeglijk naamwoord
  • driemaal dezelfde titel verworven hebbend
"Hij is de drievoudige wereldkampioen."

Voorbeeldzinnen

  1. Het concept van terugwinning van afval moet vanuit een drievoudig oogpunt worden beschouwd: hergebruik, recyclage en terugwinning van energie.
  2. De hier te onderzoeken subsidies leverden Mediaset en Telecom Italia een drievoudig voordeel op: in de eerste plaats heeft, aangezien er complementariteit is wat betreft toegang tot decoders voor digitale terrestrische televisie en tot digitale terrestrische zenders, de verlaging van de prijs van de decoders gezorgd voor een stijgende vraag naar zowel decoders als kanalen — het is immers normaal dat digitale terrestrische zenders een basis voor hun platform scheppen, zoals Sky Italia heeft gedaan, waarbij zij kosten maken die zij nog niet hebben gerecupereerd. Ook hebben de subsidies de operatoren van digitale terrestrische televisie geholpen de consument te overtuigen de overstap naar hun nieuwe televisieaanbod te doen.