Betekenis van:
dronken

dronken
Bijvoeglijk naamwoord
  • onder invloed van alcohol
"Er zijn tegenwoordig steeds meer dronken bestuurders."
dronken
Bijvoeglijk naamwoord
  • dronken; beschonken; zat; beschonken; dronken; dronken; beschonken
"dronken van [vreugde/blijdschap/geluk]"
"een dronken automobilist"

Synoniemen

dronk (de ~ | meervoud dronken)
Zelfstandig naamwoord
  • feestdronk
"een slechte dronk hebben"
"een goede dronk hebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. We zijn heel dronken.
  2. Hij werd erg dronken.
  3. Dronken rijden is een serieus probleem.
  4. We dronken soju in de karaokebar.
  5. Tom wil niet dat zijn ouders komen te weten dat hij dronken was.