Betekenis van:
dronken
dronken
Bijvoeglijk naamwoord
- onder invloed van alcohol
"Er zijn tegenwoordig steeds meer dronken bestuurders."
dronken
Bijvoeglijk naamwoord
- dronken; beschonken; zat; beschonken; dronken; dronken; beschonken
"dronken van [vreugde/blijdschap/geluk]"
"een dronken automobilist"
Synoniemen
dronk (de ~ | meervoud dronken)
Zelfstandig naamwoord
- feestdronk
"een slechte dronk hebben"
"een goede dronk hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- We zijn heel dronken.
- Hij werd erg dronken.
- Dronken rijden is een serieus probleem.
- We dronken soju in de karaokebar.
- Tom wil niet dat zijn ouders komen te weten dat hij dronken was.