Betekenis van:
druk
druk (de ~ | meervoud drukken)
Zelfstandig naamwoord
- druk door last; duwende kracht
"druk tegen [de wand]"
"de druk is van de ketel"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
druk
Zelfstandig naamwoord
- pressie, kracht die over een oppervlakte uitgeoefend wordt
druk
Zelfstandig naamwoord
- situatie dat iets of iemand je tot iets dwingt
druk
Zelfstandig naamwoord
- keer dat iets gedrukt is
druk
Bijvoeglijk naamwoord
- turbulent; rumoerig; woelig; onrustig
"een drukke straat/weg/stad"
"het drukke verkeer"
Synoniemen
druk
Bijvoeglijk naamwoord
- bedrijvig; druk
"drukke bezigheden/werkzaamheden"
"druk 'in de weer'/'aan het werk' zijn"
Synoniemen
Hyperoniemen
druk
Werkwoord
- elk van de technieken van het boek- en plaatdrukken
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ze waren druk.
- Ik sta altijd onder druk.
- Ze is zeker druk bezig.
- Heb je het altijd druk?
- De stad was erg druk.
- Hij zette me onder druk.
- Ze was druk bezig met haar huiswerk.
- Druk jezelf zo duidelijk mogelijk uit.
- Help hem als hij het druk heeft.
- Heb je het druk op het moment?
- Ga weg. Ik heb het druk.
- Welke is completer, de eerste druk of de tweede?
- Ik heb het te druk om haar te helpen.
- We hebben het op het moment erg druk.
- Ik maak me niet al te druk over mijn cv.