Betekenis van:
dubbel

dubbel (het ~ | meervoud dubbels)
Zelfstandig naamwoord
  • dubbelspel
"het heren/dames dubbel"

Hyperoniemen

dubbel
Zelfstandig naamwoord
  • tweevoudig; in tweevoud
"een dubbele fout"
"met een dubbele tong spreken"

Synoniemen

Hyperoniemen

dubbel
Zelfstandig naamwoord
  • iem. die de rol van een ander tijdelijk overneemt, b.v. bij gevaarlijke filmopnamen

Synoniemen

Hyperoniemen

dubbel
Zelfstandig naamwoord
  • wedstrijd van twee tegen twee

Synoniemen

Hyperoniemen

dubbel
Bijvoeglijk naamwoord
  • tweemaal voorhanden
"Hij kreeg een dubbele uitkering."
dubbel
Bijvoeglijk naamwoord
  • tegenstrijdig

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Wie zingt, bidt dubbel
  2. Jouw boek is dubbel zo groot als dat van mij.
  3. Dubbel gedistilleerd water
  4. Niets mag dubbel worden geteld.
  5. Rechtstreekse aanzuiging met dubbel circuit
  6. superfosfaat (gewoon, dubbel of tripel);
  7. Filtreer door nat, vetvrij dubbel filtreerpapier.
  8. dubbel gediffundeerde metaaloxide-halfgeleider-veldeffecttransistors (DMOSFET's)
  9. Het heeft een elektronisch dubbel remsysteem.
  10. De proeven worden ten minste dubbel genomen.
  11. massa van het dubbel verdunde uitlaatgas via het deeltjesfilter (kg)
  12. Totale massa van het dubbel verdunde uitlaatgas gedurende de cyclus
  13. massa van het dubbel verdunde uitlaatgas door het deeltjesfilter, kg
  14. De veiligheidsklep voor dubbel remcircuit of overdrukklep functioneert niet.
  15. Wanneer een dubbel verdunningssysteem wordt gebruikt, wordt de massa van de secundaire verdunningslucht afgetrokken van de totale massa van het dubbel verdunde uitlaatgas, bemonsterd met deeltjesfilters.