Betekenis van:
duren

duren
Werkwoord
  • de angegeven periode voortduren
"ik hoop dat onze relatie blijft duren"
"het zal mijn tijd wel duren"

Hyperoniemen

Hyponiemen

duren
Werkwoord
  • een bepaalde tijd in beslag nemen
"De kerkdienst duurde vrij lang deze zondag."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Je weet nooit hoelang deze vergaderingen zullen duren.
  2. Het zal niet lang duren voordat we de waarheid weten.
  3. niet langer duren dan zes maanden.
  4. en zal waarschijnlijk duren tot en met …
  5. Ieder bezoek zal ongeveer vijf dagen duren.
  6. Elke cursus zal twee weken duren.
  7. De gehele procedure zou een jaar kunnen duren.
  8. Proeven en tests die langer dan een jaar duren.”
  9. Proef en tests duren meer dan een jaar.
  10. Deze transporten kunnen soms wel enkele weken duren.
  11. Een periode van uitzonderlijke marktomstandigheden kan niet langer duren dan […].
  12. Een periode van uitzonderlijke marktomstandigheden kan niet langer duren dan […].
  13. Het seizoen moet ten minste één maand duren;
  14. Elk bezoek zal twee tot drie dagen duren.
  15. Een werkbezoek mag niet langer dan één maand duren.