Betekenis van:
echt
echt
Zelfstandig naamwoord
- de huwelijkse staat
"In de echt verbonden."
echt (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- wettelijke verbintenis van twee mensen; huwelijk; huwelijk; betrekking tot mensen d.m.v. huwelijk
"in de echt verbinden"
"in de echt verbonden zijn"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
echt
Bijvoeglijk naamwoord
- waarachtig, juist, niet vervalst
"Dit zijn echte parels."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Echt?
- Echt goed!
- Neen, niet echt.
- Ze is echt snel.
- Wil je echt wandelen?
- Bestaan spoken echt?
- Je bent echt walgelijk!
- Meen je dat echt?
- Dat is echt heerlijk.
- Is het allemaal echt voorbij?
- Zijn auto is echt gaaf.
- Het feestje was echt leuk.
- Hij houdt echt van voetbal.
- Ik weet het echt niet.
- Dat is niet echt gebeurd.