Betekenis van:
effen
effen
Bijvoeglijk naamwoord
- niet aangedaan; onaangedaan
"met een effen gezicht"
"een effen gezicht zetten"
Synoniemen
effen
Bijvoeglijk naamwoord
- eenkleurig; van één kleur
"effen stof"
"effen blauw/geel/rood/groen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Graniet, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Steen, n.e.g., behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Steen, n.e.g., behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Graniet, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Graniet, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Het gelaste oppervlak moet regelmatig en effen zijn.
- Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Het beste vloertype voor kattenleefruimten is een continue vaste vloer met een effen, stroeve deklaag.
- jacquetkostuums, bestaande uit een effen jas met laag hangende afgeronde achterpanden (jacquet) en een gestreepte broek;
- Het beste vloertype voor hondenverblijven is een continue vaste vloer met een effen, stroeve deklaag.
- De foto wordt genomen tegen een effen witte of gebroken witte achtergrond
- Effen gekleurd gebreid kledingstuk, vervaardigd van synthetische vezels (100 % polyester), zonder mouwen, het bovendeel van het lichaam bedekkend.
- De bodem van frettenverblijven dient te bestaan uit een continue vaste vloer met een effen, stroeve deklaag.
- Minstens de laatste 5 m van de aanloopbaan vóór de hindernis moeten horizontaal, vlak en effen zijn.