Betekenis van:
elftal

elftal (het ~ | meervoud elftallen)
Zelfstandig naamwoord
  • sportploeg van elf spelers
"het eerste elftal"
"een ongewijzigd elftal"

Hyperoniemen

elftal
Zelfstandig naamwoord
  • een sportploeg die uit elf spelers bestaat
"Het Nederlands elftal speelt erg goed op het WK."
elftal
Zelfstandig naamwoord
  • een groep van elf

Voorbeeldzinnen

  1. de wedstrijden van het FIFA-wereldkampioenschap voetbal (mannen) waaraan door het Oostenrijkse elftal wordt deelgenomen plus de openingswedstrijd, de halve finale en de finale;
  2. SBS verwierf tevens de rechten voor de Nederlandse eerste divisie en de kwalificatiewedstrijden van het Nederlands elftal voor het Europees kampioenschap in 2004.
  3. de wedstrijden van het Europese voetbalkampioenschap (mannen) waaraan door het Oostenrijkse elftal wordt deelgenomen en de openingswedstrijd, de halve finale en de finale;