Betekenis van:
faillissement

faillissement (het ~ | meervoud faillissementen)
Zelfstandig naamwoord
  • financiële ondergang v.e. bedrijf; faillissement; complete mislukking
"in staat van faillissement verkeren"
"faillissement aanvragen"

Synoniemen

Hyperoniemen

faillissement
Zelfstandig naamwoord
  • de toestand van iemand die, blijkens rechterlijk onderzoek, niet in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen
"Door het faillissement van de behanger kon zijn huis niet op tijd afgewerkt worden."
faillissement
Zelfstandig naamwoord
  • een in de wet geregelde procedure voor een persoon of onderneming die niet (meer) in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen
"Toen de crisis toegeslagen had bij de luchtvaartmaatschappij, was het faillissement onvermijdelijk geworden."

Voorbeeldzinnen

  1. Procedure bij faillissement
  2. Faillissement of bedrieglijk onvermogen
  3. de procedures bij faillissement (hoofdstuk 7)
  4. Jahnke heeft in 2002 het faillissement aangevraagd.
  5. Verschil ontvangsten bij herstructurering en bij faillissement
  6. Percentage ontvangsten bij herstructurering i.v.m. faillissement
  7. Ontvangsten bij faillissement (analyse PWC 2005)
  8. Op 24 juli 2000 moest NHW het faillissement aanvragen.
  9. In maart 2002 vroeg Dornier het faillissement aan.
  10. Vervolgens heeft TB het faillissement aangevraagd (15 september 2006).
  11. bij faillissement (analyse PWC 2003) Ontvangsten bij herstructurering
  12. Nettokosten voor de NMBS wanneer IFB het faillissement aanvraagt
  13. Op 10 november 2005 vroeg Troms Tre faillissement aan.
  14. Kosten in verband met een faillissement van Austrian Airlines
  15. Solvabiliteitsrisico: het risico van verliezen als gevolg van het faillissement van een emittent van financiële activa of als gevolg van het faillissement van de tegenpartij.