Betekenis van:
fauna
fauna
Zelfstandig naamwoord
- het geheel aan dieren in een gebied
"De fauna van dat eiland is nog zo goed als onveranderd over de laatste driehonderd jaar."
fauna (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- de gezamenlijke diersoorten van een bepaald land of een bepaald geologisch tijdperk
"wilde fauna"
"flora en fauna"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
fauna (de ~ | meervoud fauna's)
Zelfstandig naamwoord
- opsomming of beschrijving van dieren van dieren van een bepaalde tijd of plaats
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- FAUNA (DIEREN)
- (vergiftig voor de fauna),
- Biologisch kwaliteitselement: Benthische ongewervelde fauna
- Biologisch kwaliteitselement: Benthische ongewervelde fauna
- ter bescherming van flora en fauna;
- toestand van bodem, flora, fauna en biotopen;
- zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;
- zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna en flora;
- bescherming en ontwikkeling van de aquatische fauna en flora;
- Flora en/of fauna in een natuurlijke omgeving.
- Verzamelingen [2] en exemplaren voor verzamelingen van fauna, flora, mineralen en anatomische delen
- Maatregelen ter bescherming en ontwikkeling van de aquatische flora en fauna
- Informatie over angiospermen, macroalgen en ongewervelde benthische fauna, inclusief soortensamenstelling, biomassa, productiviteit en variabiliteit op jaar- en seizoenbasis;
- de bouw of installatie van vaste of verplaatsbare voorzieningen om de aquatische fauna en flora te beschermen en te ontwikkelen,
- Dergelijke afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van andere Gemeenschapswetgeving inzake de instandhouding van wilde fauna en flora.