Betekenis van:
feitelijk
feitelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- zo niet op papier dan toch wel in werkelijkheid
"Dit is een feitelijke erkenning van zijn ongelijk."
feitelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- echt; voorkomend; feitelijk; eigenlijk; lichamelijk; werkelijk; als in de werkelijkheid; werkelijk
"de feitelijke macht(hebbers)"
"de feitelijke situatie/toestand"
Synoniemen
Hyperoniemen
feitelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- eigenlijk.
feitelijk
Bijwoord
- zo niet op papier dan toch wel in werkelijkheid
"Hij heeft feitelijk niets meer te vertellen."
Voorbeeldzinnen
- Feitelijk vervoerder
- feitelijk vertrekgewicht.
- Feitelijk geconstateerde oppervlakte:
- het gebruik van het project/feitelijk gebruik?
- Alle belangrijke aspecten van instructies moeten feitelijk correct zijn.
- Feitelijk is het compensatiefonds sedert 1 januari 2001 operationeel.
- feitelijk verrichte beroepswerkzaamheden, al dan niet in loondienst; alsmede
- voor korte vluchten: ten laatste wanneer het luchtvaartuig feitelijk opstijgt;
- De feitelijk in enquêtes bij de eindverbruikers opgegeven hoeveelheid.
- Oostenrijk heeft vooral niets gezegd over de feitelijk begunstigden, noch over de vraag of de kring van feitelijk begunstigden significant gewijzigd is na de aanpassing van de wet.
- de belemmering voor het rechtmatige gebruik of rechtmatige functies, feitelijk of potentieel, van het grondwater;
- Aantal uren dat de betrokkene tijdens de referentieweek feitelijk in de eerste werkkring heeft gewerkt
- Zij worden feitelijk gewaardeerd op een belastbare waarde per aangesloten woning.
- De begunstigde ondernemingen concurreren feitelijk of potentieel met soortgelijke ondernemingen in Noorwegen en andere EVA-staten.
- De overheidssubsidie stemt feitelijk overeen met de in de overeenkomsten met de individuele omroepen vermelde bedragen.