Betekenis van:
flexibel
flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
- het vermogen hebbend gebogen te worden
"Dit stuk rubber maakt een flexibele verbinding mogelijk tussen beide delen van het toestel."
flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
- ''overdrachtelijk:'' bereid zich aan te passen
"Het was aan haar flexibele opstelling te danken dat de onderhandelingen niet afbraken."
flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
- meegaand; flexibel; inschikkelijk; flexibel
"een flexibel karakter"
"Ik ben flexibel."
Synoniemen
flexibel
Bijvoeglijk naamwoord
- anders kunnende worden
"flexibele werktijden"
"flexibele arbeid(skrachten)/banen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- delen zoals „flexibel draadgaas”.
- Deze termijnen zijn intern flexibel.
- Het thema beveiligingsonderzoek is flexibel opgezet.
- in droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal
- Markt voor gasopslagfaciliteiten en middelen voor flexibel gasbeheer
- „De capaciteit van de particuliere herverzekeringsmarkt is flexibel.
- Zij zijn flexibel en aanpasbaar aan veranderende marktomstandigheden.
- Sommige rotatiezeefpapiermachines kunnen in zekere mate flexibel worden benut.
- Dat betekent dat zij dus concurrerend en flexibel moeten zijn.
- Flexibel bereik (als P > 90 % van het maximumvermogen):
- Flexibel streefdoel dat moet worden vastgesteld na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten in elk gebied.
- Daardoor zijn gebruikers niet flexibel in hun keus voor een bepaalde EMD-bron.
- de meeste middelen voor een flexibel gasbeheer zijn alleen op nationaal niveau beschikbaar;
- Flexibel ijkpunt: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied.
- Tegelijkertijd zullen minder alternatieven op het vlak van flexibel gasbeheer voor concurrerende gasleveranciers beschikbaar zijn.