Betekenis van:
formaat

formaat (het ~ | meervoud formaten)
Zelfstandig naamwoord
  • afmeting van iets; geheel van door de vorm bepaalde afmetingen
"een handig formaat"
"iemand van groot formaat"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Zeef de bloem, bakpoeder, zuiveringszout en zout samen in een grote kom formaat.
  2. Formaat
  3. Formaat
  4. Formaat
  5. Formaat: AN1.
  6. het formaat,
  7. Formaat: N4.
  8. Formaat: AN2.
  9. Formaat: AN3.
  10. Formaat: klein
  11. Formaat: n.v.t.
  12. II. FORMAAT
  13. Formaat: groot
  14. Gelabeld formaat
  15. TECHNISCH FORMAAT