Betekenis van:
fototoestel
fototoestel (het ~ | meervoud fototoestellen)
Zelfstandig naamwoord
- fotocamera
"de sluiter van een fototoestel"
Hyperoniemen
Hyponiemen
fototoestel
Zelfstandig naamwoord
- een toestel om mee te fotograferen
"In de snelheid vergaten zij hun fototoestel mee te nemen naar dat prachtige natuurgebied."
Voorbeeldzinnen
- Hebt ge een fototoestel?
- Heb je mijn fototoestel gezien?
- Papa heeft een fototoestel voor me gekocht.
- Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven
- Kunt u mij een goed fototoestel aanraden?
- Ze heeft hem een fototoestel gekocht.
- Ik kocht een fototoestel voor dertig dollar.
- Ik zal u dit fototoestel geven.
- Tom heeft een fototoestel en een statief gekocht.
- Weet je waar hij zijn fototoestel gekocht heeft?
- een digitaal fototoestel van 2 megapixels;
- een digitaal fototoestel van 1,92 megapixels met een optische zoom;
- een digitaal fototoestel van 2 megapixels met een digitale zoom;