Betekenis van:
fototoestel

fototoestel (het ~ | meervoud fototoestellen)
Zelfstandig naamwoord
  • fotocamera
"de sluiter van een fototoestel"

Hyperoniemen

Hyponiemen

fototoestel
Zelfstandig naamwoord
  • een toestel om mee te fotograferen
"In de snelheid vergaten zij hun fototoestel mee te nemen naar dat prachtige natuurgebied."

Voorbeeldzinnen

  1. Hebt ge een fototoestel?
  2. Heb je mijn fototoestel gezien?
  3. Papa heeft een fototoestel voor me gekocht.
  4. Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven
  5. Kunt u mij een goed fototoestel aanraden?
  6. Ze heeft hem een fototoestel gekocht.
  7. Ik kocht een fototoestel voor dertig dollar.
  8. Ik zal u dit fototoestel geven.
  9. Tom heeft een fototoestel en een statief gekocht.
  10. Weet je waar hij zijn fototoestel gekocht heeft?
  11. een digitaal fototoestel van 2 megapixels;
  12. een digitaal fototoestel van 1,92 megapixels met een optische zoom;
  13. een digitaal fototoestel van 2 megapixels met een digitale zoom;