Betekenis van:
frik

frik (de ~ | meervoud frikken)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. wiens beroep is het geven van onderwijs
"zij is een uitgesproken frik"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

frik
Zelfstandig naamwoord
  • een bekrompen schoolmeester