Betekenis van:
gapen

gapen
Werkwoord
  • heel diep inademen met de mond ver open, moeilijk om bewust tegen te gaan
"Hij moest gapen en trok een gek gezicht bij zijn poging het te onderdrukken."
gapen
Werkwoord
  • met open mond vol verwondering ergens naar kijken
"Zij stond te gapen bij dat bizarre monument."
gapen
Werkwoord
  • wijd openstaan
"Er gaapte een diepe wond in zijn arm."
gapen
Werkwoord
  • gapen; de mond openen
"zitten te gapen"

Synoniemen

Hyperoniemen

gaap (de ~ | meervoud gapen)
Zelfstandig naamwoord
  • onwillekeurige opensperring v.d. mond; geeuw
"een gaap (niet) onderdrukken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord