Betekenis van:
garen

garen (het ~ | meervoud garens)
Zelfstandig naamwoord
  • dun gesponnen draad
"katoenen garen"
"het is goed spinnen van andermans garen"

Hyperoniemen

garen
Zelfstandig naamwoord
  • gesponnen draad

Hyperoniemen

Hyponiemen

garen
Zelfstandig naamwoord
  • draad die wordt gemaakt door het spinnen van vezels
garen
Werkwoord
  • door middel van koken klaar maken voor consumptie, gaar maken
garen
Werkwoord
  • gaar worden
garen
Werkwoord
  • verzamelen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. omwoeld garen
  2. jute garen,
  3. Synthetisch garen
  4. Vervaardiging uit garen [7]
  5. Synthetisch garen of draad
  6. Vervaardiging uit garen [9]
  7. Vervaardiging uit garen
  8. Vervaardiging uit garen [11]
  9. van verschillend gekleurd garen
  10. Vervaardiging uit garen [3]:
  11. Vervaardiging uit garen [75]
  12. afval van garen
  13. Garen van plantaardige textielvezels
  14. Vervaardiging uit garen [48]
  15. Eendraads getextureerd garen