Betekenis van:
garen
garen (het ~ | meervoud garens)
Zelfstandig naamwoord
- dun gesponnen draad
"katoenen garen"
"het is goed spinnen van andermans garen"
Hyperoniemen
garen
Zelfstandig naamwoord
- gesponnen draad
Hyperoniemen
Hyponiemen
garen
Zelfstandig naamwoord
- draad die wordt gemaakt door het spinnen van vezels
garen
Werkwoord
- door middel van koken klaar maken voor consumptie, gaar maken
garen
Werkwoord
- gaar worden
garen
Werkwoord
- verzamelen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- omwoeld garen
- jute garen,
- Synthetisch garen
- Vervaardiging uit garen [7]
- Synthetisch garen of draad
- Vervaardiging uit garen [9]
- Vervaardiging uit garen
- Vervaardiging uit garen [11]
- van verschillend gekleurd garen
- Vervaardiging uit garen [3]:
- Vervaardiging uit garen [75]
- afval van garen
- Garen van plantaardige textielvezels
- Vervaardiging uit garen [48]
- Eendraads getextureerd garen