Betekenis van:
gastheer

gastheer (de ~ | meervoud gastheren)
Zelfstandig naamwoord
  • ontvangende instelling
"gastheer zijn voor het duel met Heerenveen"
"de gastheren stonden met 4-6 achter"

Hyperoniemen

gastheer (de ~ | meervoud gastheren)
Zelfstandig naamwoord
  • ontvanger van gasten; vrouwelijke gastheer
"als gastheer optreden/fungeren"
"de gastheer verwelkomde de gasten"

Synoniemen

Hyperoniemen

gastheer
Zelfstandig naamwoord
  • een man die een gast ontvangt en verzorgt met eten en drinken
"Mijn vader is niet zo'n goede gastheer."
gastheer (de ~ | meervoud gastheren)
Zelfstandig naamwoord
  • organisme met parasieten
"de gastheer inspuiten met een virus"
"de gezondheidstoestand van de gastheer"

Synoniemen

Hyperoniemen

gastheer
Zelfstandig naamwoord
  • een organisme dat een ander organisme draagt
gastheer
Zelfstandig naamwoord
  • presentator van een tv-show

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. eventuele verwantschap met de gastheer/gastvrouw.
  2. in geval van verblijf bij een gastheer: uitnodiging door deze gastheer;
  3. persistentie of groei van het micro-organisme in de gastheer,
  4. de identiteit en contactgegevens van de gastheer/gastvrouw;
  5. door een garantsteller (gastheer, bedrijf, organisatie), gelieve te specificeren
  6. de gastheer NCB en de op afstand deelnemende NCB kunnen voorwaarden overeenkomen ter aanvulling van de RTGS-voorschriften van het RTGS-systeem van de gastheer NCB;
  7. Gastheer: mens, dier of plant die een ander organisme (parasiet) huisvest of voedt.
  8. het vermogen tot persistentie en vermenigvuldiging in een gastheer (indicatie van kolonisatie of infectiviteit),
  9. de gastheer NCB verleent de op afstand deelnemende NCB onbeperkt en niet door onderpand gedekt krediet;
  10. Campylobacters zijn betrekkelijk kwetsbare organismen die buiten de ingewanden van de gastheer snel afsterven.
  11. of de gastheer/gastvrouw een particulier, een onderneming of een organisatie is;
  12. De lidstaten evalueren de specifieke informatie over het vermogen van levensvatbare residuen tot persistentie of groei in de gastheer en hun vermogen om effecten/reacties in de gastheer te veroorzaken.
  13. Het door een vector veroorzaakte fenotype kan afhankelijk zijn van het recipiënte of ouderorganisme; er kan niet van worden uitgegaan dat wat voor de ene gastheer geldt, automatisch ook geldt als de sequentie naar een andere gastheer wordt overgebracht.
  14. Eukaryotische cel- en weefselkweeksystemen (plantaardig of dierlijk, met inbegrip van zoogdieren) kunnen als afdoende onschadelijk gemaakte gastheer worden beschouwd.
  15. „Besmetting”: de aanwezigheid van een zich vermenigvuldigende of zich anderszins ontwikkelende dan wel latente ziekteverwekker in of op een gastheer.