Betekenis van:
gebied
gebied (het ~ | meervoud gebieden)
Zelfstandig naamwoord
- bepaald stuk grond
"onontgonnen gebied"
"achtergebleven/onderontwikkeld gebied"
Hyperoniemen
Hyponiemen
gebied
Zelfstandig naamwoord
- een deel van het aardoppervlak
"Het gebied tussen twee huizen."
gebied
Zelfstandig naamwoord
- alle dingen die behoren tot een tak van het onderwijs, de kunst en/of de wetenschap
"Het gebied van de wiskunde en aanverwante bètadisciplines."
gebied (het ~ | meervoud gebieden)
Zelfstandig naamwoord
- macht; territorium
"het gebied van een vorst"
"het gebied der Nederlanden"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Dit gebied is niet in kaart gebracht.
- Mensen wonende in dit gebied sterven aan een gebrek aan water.
- Iedere keer dat hij ontsnapte keerde hij terug naar dit gebied.
- Het allerbeste wordt het allerslechtste als het in zijn tegendeel omslaat", bijvoorbeeld op zedelijk of religieus gebied, te vergelijken met de Engelse uitdrukking "The sweetest wine makes the sharpest vinegar
- GEBIED
- Gebied
- „GEBIED”
- „GEBIED”
- [GEBIED]
- [GEBIED]
- Gebied
- Gebied.
- Gebied
- Dichtbevolkt gebied
- FAO-gebied