Betekenis van:
gebruik

gebruik (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het gebruiken van iets
"verslijten door veelvuldig gebruik"
"buiten gebruik (zijn)"

Hyperoniemen

Hyponiemen

gebruik
Zelfstandig naamwoord
  • een standaard manier van doen
"Het schudden van de rechterhand is, in Nederland, het gebruik om een onbekende te begroeten."
gebruik
Zelfstandig naamwoord
  • toepassen van iets
"Het gebruik van een woordenboek is aan te raden voor het controleren van de spelling."
gebruik (het ~ | meervoud gebruiken)
Zelfstandig naamwoord
  • gebruikelijke wijze van doen
"de gebruiken naleven"
"het is een goed/oud gebruik dat..."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Gebruik alsjeblieft geen Engels.
  2. Ik gebruik Twitter.
  3. Ik gebruik Twitter.
  4. Het oude uurwerk is nog in gebruik.
  5. Dat is het woordenboek dat ik alle dagen gebruik.
  6. Gebruik niet de lift in geval van brand.
  7. Iedereen zou van zijn stemrecht moeten gebruik maken.
  8. Hij maakte gebruik van het mooie weer om de muur te schilderen.
  9. De mens is het enige dier dat gebruik maakt van vuur.
  10. Iedere student in ons college kan gebruik maken van de computer.
  11. Het is ons gebruik om onze schoenen uit te doen voor we het huis binnengaan.
  12. Ik maakte gebruik van de verwarring en viel de vijand aan.
  13. Het doeltreffendste middel voor de verspreiding van het Esperanto is het vlotte en elegante gebruik van die taal.
  14. Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
  15. Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.