Betekenis van:
gebruik
gebruik (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- het gebruiken van iets
"verslijten door veelvuldig gebruik"
"buiten gebruik (zijn)"
Hyperoniemen
Hyponiemen
gebruik
Zelfstandig naamwoord
- een standaard manier van doen
"Het schudden van de rechterhand is, in Nederland, het gebruik om een onbekende te begroeten."
gebruik
Zelfstandig naamwoord
- toepassen van iets
"Het gebruik van een woordenboek is aan te raden voor het controleren van de spelling."
gebruik (het ~ | meervoud gebruiken)
Zelfstandig naamwoord
- gebruikelijke wijze van doen
"de gebruiken naleven"
"het is een goed/oud gebruik dat..."
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Gebruik alsjeblieft geen Engels.
- Ik gebruik Twitter.
- Ik gebruik Twitter.
- Het oude uurwerk is nog in gebruik.
- Dat is het woordenboek dat ik alle dagen gebruik.
- Gebruik niet de lift in geval van brand.
- Iedereen zou van zijn stemrecht moeten gebruik maken.
- Hij maakte gebruik van het mooie weer om de muur te schilderen.
- De mens is het enige dier dat gebruik maakt van vuur.
- Iedere student in ons college kan gebruik maken van de computer.
- Het is ons gebruik om onze schoenen uit te doen voor we het huis binnengaan.
- Ik maakte gebruik van de verwarring en viel de vijand aan.
- Het doeltreffendste middel voor de verspreiding van het Esperanto is het vlotte en elegante gebruik van die taal.
- Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
- Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.