Betekenis van:
gebruiken

gebruiken
Werkwoord
  • zich bedienen van, toepassen
"Piet gebruikte een ladder om op het dak te komen."
gebruiken
Werkwoord
  • eten, nuttigen
"Op Goede Vrijdag mochten wij alleen brood en water gebruiken."
gebruiken
Werkwoord
  • (voedsel, drank) tot zich nemen
"de maaltijd gebruiken"
"die jongen gebruikt"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

gebruiken
Werkwoord
  • gebruiken voor een doel; gebruiken; gebruiken; benutten; gebruik maken van; hanteren
"een mixer gebruiken om eieren te kloppen"
"zijn verstand gebruiken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

gebruik (het ~ | meervoud gebruiken)
Zelfstandig naamwoord
  • gebruikelijke wijze van doen
"de gebruiken naleven"
"het is een goed/oud gebruik dat..."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Mag ik dit gebruiken?
  2. Ik moet medicijnen gebruiken.
  3. Mag ik dit potlood gebruiken?
  4. Mag ik deze fiets gebruiken?
  5. Mag ik jouw potlood gebruiken?
  6. Wil je de mijne gebruiken?
  7. Mag ik jouw telefoon gebruiken?
  8. Je mag mijn jacht gebruiken.
  9. Mag ik je telefoon gebruiken?
  10. Mag ik jouw telefoon gebruiken?
  11. Er zijn vele oude gebruiken in Japan.
  12. Je mag mijn pen niet gebruiken.
  13. Ik denk dat ze jou gebruiken.
  14. Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.
  15. Door Tatoeba te gebruiken leert men talen.