Betekenis van:
gebruiken
gebruiken
Werkwoord
- zich bedienen van, toepassen
"Piet gebruikte een ladder om op het dak te komen."
gebruiken
Werkwoord
- eten, nuttigen
"Op Goede Vrijdag mochten wij alleen brood en water gebruiken."
gebruiken
Werkwoord
- (voedsel, drank) tot zich nemen
"de maaltijd gebruiken"
"die jongen gebruikt"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
gebruiken
Werkwoord
- gebruiken voor een doel; gebruiken; gebruiken; benutten; gebruik maken van; hanteren
"een mixer gebruiken om eieren te kloppen"
"zijn verstand gebruiken"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
gebruik (het ~ | meervoud gebruiken)
Zelfstandig naamwoord
- gebruikelijke wijze van doen
"de gebruiken naleven"
"het is een goed/oud gebruik dat..."
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Mag ik dit gebruiken?
- Ik moet medicijnen gebruiken.
- Mag ik dit potlood gebruiken?
- Mag ik deze fiets gebruiken?
- Mag ik jouw potlood gebruiken?
- Wil je de mijne gebruiken?
- Mag ik jouw telefoon gebruiken?
- Je mag mijn jacht gebruiken.
- Mag ik je telefoon gebruiken?
- Mag ik jouw telefoon gebruiken?
- Er zijn vele oude gebruiken in Japan.
- Je mag mijn pen niet gebruiken.
- Ik denk dat ze jou gebruiken.
- Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.
- Door Tatoeba te gebruiken leert men talen.