Betekenis van:
geest
geest (de ~ | meervoud geesten)
Zelfstandig naamwoord
- krachtige persoonlijkheid
"een grote geest"
"een onafhankelijke geest"
Hyperoniemen
geest (de ~ | meervoud geesten)
Zelfstandig naamwoord
- bedoeling of strekking
"in iemands geest handelen"
"naar de letter en de geest van de wet"
Hyperoniemen
geest
Zelfstandig naamwoord
- een onsubstantieel wezen
"Kinderen zijn vaak bang van geesten."
geest (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- vermogen om te denken en te begrijpen
"de geest van de tijd"
"de Heilige Geest"
Synoniemen
Hyperoniemen
geest (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- innerlijk v.d. mens; ziel; het innerlijke v.d. mens
"iemand voor de geest staan"
"de geest prikkelen"
Synoniemen
Hyperoniemen
geest (de ~ | meervoud geesten)
Zelfstandig naamwoord
- hoge zandgrond; geestgrond
"De geesten bleken ideaal voor het kweken van bloembollen"
Synoniemen
Hyperoniemen
geest
Zelfstandig naamwoord
- dat wat zich afspeelt in iemands gedachten
Voorbeeldzinnen
- De geest is gewillig, maar het vlees is zwak.
- Ze mogen dan arm zijn, maar zijn rijk van geest.
- Wij zijn één van geest
- De geest beweegt de massa
- Een gezonde geest in een gezond lichaam
- Tom denkt dat zijn computer bezeten is door een boze geest.
- De geest voedt zich van binnenuit
- Kennis is het licht van de geest
- Zalig zijn de armen van geest
- De mijnwerker vroeg de geest uit de lamp om een gelukkig leven.
- Het is een geest, en ik ben de enige die met hem kan praten.
- Wat we nodig hebben is niet een intelligente geest die spreekt, maar een geduldig hart dat luistert.
- Een gezonde geest kan niet leven in een droog lichaam
- Een daad maakt een persoon niet schuldig, tenzij de geest schuldig is.
- Wat een plompe geest! Ik vermoed dat het een Nederlander was