Betekenis van:
geheugen
geheugen
Zelfstandig naamwoord
- het deel van de hersenen waarin herinneringen worden opgeslagen
"Hij had niet zo'n goed geheugen, maar wist nog net dat hij een afspraak had."
geheugen
Zelfstandig naamwoord
- snel toegankelijke plaats om data op te slaan waarin programma's worden opgeslagen die uitgevoerd worden
"Het geheugen was bijna allemaal in gebruik, dus ging de computer niet gebruikte delen naar schijf wegschrijven."
geheugen (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- vermogen om te herinneren; vermogen tot herinneren; vermogen om te herinneren
"zijn geheugen verzwakt"
"zijn geheugen pijnigen"
Synoniemen
Hyperoniemen
geheugen (het ~ | meervoud geheugens)
Zelfstandig naamwoord
- gedeelte van een computer, rekenmachine enz. waarin gegevens kunnen worden opgeslagen en bewaard
"extern/intern geheugen"
"centraal geheugen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
geheugen (het ~ | meervoud geheugens)
Zelfstandig naamwoord
- het herinneren
"iets in het geheugen prenten/stampen/griffen"
"iemands geheugen opfrissen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Zijn geheugen verrast me.
- Zijn geheugen verrast me.
- Wat een geheugen!
- Ge hebt een goed geheugen.
- Fout van het geheugen
- geheugen,
- geheugen,
- Geheugen naar geheugen.
- flash-geheugen;
- 8 GB geheugen geïnstalleerd.
- Willekeurig toegankelijk geheugen (RAM)
- Uitbreiding van geheugen
- een intern geheugen en
- besturingstoestellen met programmeerbaar geheugen
- NB:Het interne geheugen kan worden uitgebreid met een extra geheugen.