Betekenis van:
gehoor
gehoor (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- hoorvermogen
"het gehoor strelen/kwetsen"
"een absoluut gehoor"
Hyperoniemen
gehoor (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- welwillende aandacht
"iemand gehoor geven/verlenen"
"om gehoor vragen bij iemand"
Hyperoniemen
gehoor
Zelfstandig naamwoord
- het systeem om te horen
"Mijn opa's gehoor was erg slecht geworden."
gehoor (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- alle toeschouwers; collegezaal; verzamelde toehoorders
"een talrijk gehoor"
"zich onder iemands gehoor bevinden"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
gehoor (het ~)
Werkwoord
- het horen zelf
"geen gehoor (kunnen) krijgen"
"op het gehoor (af) iets doen"
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Niemand vindt gehoor (bij de rechter) wanneer hij zich beroept op zijn eigen schandelijk gedrag
- Gehoor
- Gehoor: …
- GEHOOR
- gehoor?
- Eén belanghebbende heeft hieraan gehoor gegeven.
- Aanvullende eisen ten aanzien van spraak en gehoor
- hij geeft gehoor aan verzoeken om bijstand van de Commissie.
- onderzoeken van de zintuiglijke functies (gezicht, gehoor, kleurwaarneming),
- onderzoeken van de zintuiglijke functies (gezicht, gehoor, kleurwaarneming);
- Onder personen met beperkte mobiliteit vallen ook personen met beperkt gezichtsvermogen of gehoor.
- het voorafgaande onderzoek toestaan op grond van uitsluitend schriftelijke toelichtingen zonder persoonlijk gehoor.
- Ten aanzien van gezicht en gehoor moet aan de volgende eisen worden voldaan:
- Muizen beschikken over een uiterst verfijnd gehoor en zijn gevoelig voor ultrageluiden.
- hij voert het jaarlijkse werkprogramma van de Stichting uit en geeft gehoor aan verzoeken van de Commissie om bijstand;