Betekenis van:
geldig

geldig
Bijvoeglijk naamwoord
  • bruikbaar; van toepassing zijnde; gezond
"het treinkaartje is één dag geldig"
"een geldig paspoort"

Synoniemen

geldig
Bijvoeglijk naamwoord
  • waarvan de waarde of wettigheid erkend wordt
"Deze postzegels zijn niet geldig meer."

Voorbeeldzinnen

  1. Hoelang is dit visum geldig?
  2. Het ticket is geldig tot en met maandag.
  3. Tickets zijn geldig voor twee dagen, inclusief de dag waarop ze zijn aangekocht.
  4. Ik had een geldig visum, dus mocht ik het land binnen.
  5. Geachte passagiers! Indien u het vervoermiddel betreedt zonder in het bezit te zijn van een geldig abonnement, stempel dan uw plaatsbewijs af vóór de volgende halte.
  6. Niet kennen van de wet is geen geldig excuus om de wet te overtreden
  7. geldig
  8. geldig
  9. Geldig tot:
  10. geldig tot …
  11. Geldig voor
  12. Geldig tot
  13. geldig gemaakt op
  14. Geldig tot 21.11.2003
  15. een geldig paspoort;