Betekenis van:
gelijk
gelijk (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- het rechtvaardig zijn
"zeker van zijn gelijk zijn"
"iemand gelijk geven"
Hyperoniemen
gelijk
Zelfstandig naamwoord
- juistheid, recht
"Hij heeft gelijk, het is mijn schuld."
gelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- met elkaar overeenstemmend
"Gelijke monniken, gelijke kappen."
gelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- gelijk in waarde, kracht enz.
"gelijke behandeling"
Synoniemen
Hyperoniemen
gelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- dadelijk
Synoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Je hebt bijna gelijk.
- Je hebt volkomen gelijk.
- Je hebt helemaal gelijk.
- Je hebt gelijk.
- Hij heeft helemaal gelijk.
- Ik heb gelijk.
- Ik heb gelijk.
- Je hebt volkomen gelijk.
- Natuurlijk, hij heeft gelijk.
- De man heeft gelijk.
- Alle mensen zijn gelijk.
- God heeft altijd gelijk.
- Tom bleek gelijk te hebben.
- Het is me allemaal gelijk.
- Volgens mij heeft hij gelijk.