Betekenis van:
geluid

geluid
Zelfstandig naamwoord
  • trillingen in de lucht of andere substantie die door het oor waargenomen kunnen worden
"'s Avonds hoorden wij in onze hut in het Krugerpark allerlei geluiden."
geluid
Zelfstandig naamwoord
  • standpunt, mening
"Dit geluid wordt in die kringen steeds vaker gehoord."
geluid (het ~ | meervoud geluiden)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaalde klank die door een persoon, dier of zaak wordt voortgebracht
"rare geluiden produceren"
"er zit in die viool een mooi geluid"

Synoniemen

Hyperoniemen

geluid (het ~ | meervoud geluiden)
Zelfstandig naamwoord
  • speciale klank v.e. geluid; klankkleur; klankkleur; klank
"er zit in die viool een mooi geluid"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hoorde je dat geluid?
  2. Ik hoorde een geluid in de slaapkamer.
  3. Hij hoorde een geluid uit de keuken.
  4. Ik kan dit geluid niet langer tolereren.
  5. Hoe weet je dat licht sneller is dan geluid?
  6. Haaien zijn gevoelig voor elektrische signalen alsook voor geluid.
  7. Hij hoorde een vreemd geluid, dus hij sprong uit bed.
  8. Tot mijn grote verrassing ging de deur open zonder veel geluid.
  9. In de verte hoor ik het geluid van zacht ruizende wegen.
  10. Omdat licht sneller reist dan geluid zien we de bliksem voordat we de donder horen.
  11. Dat sommige mensen er geniaal uitzien voordat ze dom klinken, komt doordat licht zich sneller voortplant dan geluid.
  12. "Walakoem-oes-salaam, Al-Sayib!" antwoordde Dima, maar zette het geluid van zijn telefoon deze keer wat harder, om te voorkomen dat dit een dubbele zin zou worden. "Wat doe jij tegenwoordig?"
  13. Commentatoren hebben op verschillende wijzen het geluid van de vuvuzela beschreven als "vervelend" en "satanisch" en vergeleken met "een massale vlucht van olifanten", "een oorverdovende zwerm sprinkhanen", "een geit op weg naar haar slachting", "een gigantische bijenkorf vol met boze bijen" en "een eend die gedrogeerd is met speed".
  14. Geluid
  15. STATIONAIR GELUID