Betekenis van:
gemelijk
gemelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- slecht van humeur, niet vriendelijk gestemd
"Hij was in de gemelijkste bui in jaren."
gemelijk
Bijvoeglijk naamwoord
- in een slecht humeur zijn
Synoniemen
- slechtgehumeurd
- brommerig
- chagrijnig
- gallig
- humeurig
- knorrig
- mopperig
- narrig
- sikkeneurig
- slechtgeluimd
- slechtgemutst
- buiig
- ongenietbaar
- chagrijn
- sacherijn
- overgevoelig