Betekenis van:
genegenheid
genegenheid
Zelfstandig naamwoord
- het gesteld zijn op iemand
"Hij koesterde een grote genegenheid voor die rakker van een buurjongen."
genegenheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- genegenheid; positief gevoel voor iets of iemand; goede gezindheid
"genegenheid voelen"
"een teken van genegenheid"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- De baby draagt zijn genegenheid over aan haar nieuwe moeder.