Betekenis van:
genetica

genetica (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • leer v.d. erfelijkheid; leer v.d. erfelijkheid
"de moderne genetica"
"moleculaire genetica"

Synoniemen

Hyperoniemen

genetica
Zelfstandig naamwoord
  • de wetenschap van alles wat de werking van genen betreft, in het bijzonder erfelijke overdracht
"Dankzij de wetenschappelijke vooruitgang binnen de genetica is de laatste decennia onze kennis van erfelijk overdraagbare ziekten en eigenschappen snel toegenomen."

Voorbeeldzinnen

  1. Genetica
  2. Op het gebied van de genetica
  3. Voor obesitas zal de nadruk liggen op multidisciplinaire benaderingen zoals genetica, leefwijze en epidemiologie.
  4. Basisbiologie en passende soortspecifieke biologie met betrekking tot anatomie, fysiologische kenmerken, fokken, genetica en genetische manipulatie.
  5. De nadruk zal liggen op de bestudering van humane en modelsystemen, waarbij ook wordt gekeken naar interacties met factoren zoals milieu, genetica, gedrag en geslacht.
  6. De nadruk zal liggen op een multidisciplinaire benadering waarbij sprake is van integratie van gebieden als moleculaire en celbiologie, fysiologie, genetica, fysica, chemie, biomedische technieken waaronder nanotechnologie, microsystemen, apparatuur en informatietechnologie.
  7. Het gebruik van vissen als proefdieren is het voorbije decennium sterk toegenomen. Hiervoor vallen diverse redenen aan te wijzen, waaronder niet in het minst de explosieve groei van de aquacultuur, die de aanzet heeft gegeven tot een scala van ondersteunende basisonderzoeken op gebieden zoals voeding, ziekten, fysiologie, genetica, ecotoxicologie en andere toxicologische studies, alsook de ontwikkeling van het fundamenteel onderzoek op het gebied van genetica en immunologie waarvan de resultaten relevant zijn voor de hogere vertebraten, waaronder de zoogdieren.