Betekenis van:
genezen

genezen
Bijvoeglijk naamwoord
  • weer gezond geworden
"De genezen wond is nog wat gevoelig."
genezen
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet meer ziek, genezen

Synoniemen

Hyperoniemen

genezen
Werkwoord
  • gezond worden, herstellen van ziekte of verwonding
"Het was een wonder dat zij van deze dodelijke ziekte genazen."

Voorbeeldzinnen

  1. Je zal spoedig genezen.
  2. Voorkomen is beter dan genezen.
  3. De arts heeft zijn ziekte genezen.
  4. Dit kan niet volledig genezen worden.
  5. Dit medicijn zal je huidziekte genezen.
  6. Kanker kan genezen worden als het bijtijds ontdekt wordt.
  7. Een deel van het genezen is genezen willen worden
  8. Tegenovergestelden worden genezen door tegenovergestelden
  9. Kanker kan gemakkelijk genezen worden als het in de eerste fase ontdekt wordt.
  10. Iets dat goed gediagnosticeerd wordt, kan genezen worden
  11. Bedrieglijk beweren dat een product ziekten, gebreken of misvormingen kan genezen.
  12. Een mechanisch gevaar, zoals scherpe kanten, kunnen snijwonden in de vingers veroorzaken. Dit is onmiddellijk zichtbaar en de consument zal actie ondernemen om deze verwondingen te genezen.
  13. Geneesmiddelen die op recept zijn gekocht en worden gebruikt door mensen voor gezondheidsdoeleinden, zoals het genezen, verminderen, behandelen of voorkomen van een ziekte
  14. Geneesmiddelen die zonder recept zijn gekocht en worden gebruikt door mensen voor gezondheidsdoeleinden, zoals het genezen, verlichten, behandelen of voorkomen van een ziekte
  15. Dit gebeurt normaal onopgemerkt en de ziekte kan pas na vele jaren zichtbaar worden. De ziekte is bovendien heel ernstig aangezien kanker heel moeilijk of niet te genezen is;