Betekenis van:
genoegen

genoegen
Zelfstandig naamwoord
  • iets waar men plezier aan beleeft
"Het was een waar genoegen deze oude vrienden weer eens te ontmoeten."
genoegen (het ~ | meervoud genoegens)
Zelfstandig naamwoord
  • genoegen, vermaak
"geen onverdeeld genoegen zijn"
"met wie heb ik het genoegen?"

Synoniemen

Hyperoniemen

genoegen (het ~ | meervoud genoegens)
Zelfstandig naamwoord
  • aangename gebeurtenis, omstandigheid
"geen onverdeeld genoegen zijn"
"met wie heb ik het genoegen?"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het is ons een genoegen.
  2. Het is altijd een genoegen om je te zien.
  3. Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.
  4. Ik had schrik dat ik het genoegen niet zou hebben om je te ontmoeten.
  5. Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.
  6. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
  7. De exploitant dient tot genoegen van de autoriteit aan te tonen dat:
  8. Wanneer een nieuwe producent/exporteur in China ten genoegen van de Commissie aantoont dat:
  9. Wanneer een nieuwe producent-exporteur in de Volksrepubliek China ten genoegen van de Commissie aantoont dat:
  10. De exploitant dient tot genoegen van de autoriteit aan te tonen dat:
  11. door het schip naar genoegen van de bevoegde autoriteit passende herstelmaatregelen worden getroffen, en tevens;
  12. de exploitant tot genoegen van de autoriteit aangetoond heeft dat hij in staat is om:
  13. De deelstaat had dus niet genoegen genomen met een beperkt of zelfs met 0 % rendement.
  14. de oorspronkelijke doelstellingen van het programma ten genoegen van de lidstaat zijn bereikt.
  15. de exploitant tot genoegen van de autoriteit aangetoond heeft dat hij in staat is om: