Betekenis van:
gerecht
gerecht (het ~ | meervoud gerechten)
Zelfstandig naamwoord
- eten dat in één gang wordt opgediend
"Chinese/Indische/Franse gerechten"
"een gerecht klaarmaken/opdienen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
gerecht
Zelfstandig naamwoord
- een bepaald soort voedsel op een bepaalde wijze bereid
"Welk gerecht staat er vanavond op het menu?"
gerecht
Zelfstandig naamwoord
- rechtbank, de rechter
"Hij moest voor het gerecht verschijnen."
gerecht (het ~ | meervoud gerechten)
Zelfstandig naamwoord
- college dat rechtspreekt; rechtbank; rechtsprekende instantie
"een internationaal gerecht"
"iets aanhangig maken bij het gerecht"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Het gerecht is te zoet voor Tom.
- Hoe heet dit gerecht?
- Telkens hij hier komt, bestelt hij hetzelfde gerecht.
- Om dit gerecht te maken heeft ze al haar talenten gebruikt.
- Hij geeft zijn misdaad toe, die het gerecht ontvlucht", "Wie het gerecht ontvlucht, bekent schuld
- Gerecht
- Nationaal gerecht
- HET GERECHT,
- HET GERECHT,
- Naam van het gerecht:
- Ontvangen door het gerecht
- Bevoegdheid van het Gerecht
- Gerecht van herkomst
- Relatief bevoegd gerecht
- Adres van het gerecht: