Betekenis van:
geslacht
geslacht
Zelfstandig naamwoord
- de afstammelingen van één persoon
"Het geslacht De Pauw."
geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
- orgaan dat voor de geslachtelijke voortplanting dient
"zijn geslacht bedekken met een vijgenblad"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
- geslacht; sekse; lichamelijke sekse
"een kind van het vrouwelijke/mannelijke geslacht"
"het sterke geslacht"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
- groep van verwante soorten, onderafdeling van een familie
"een plant van het geslacht Tagetes"
"ratten en muizen behoren tot het geslacht muis"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
geslacht (het ~ | meervoud geslachten)
Zelfstandig naamwoord
- taalkundig genus
"het geslacht van 'geslacht' is onzijdig"
"het grammaticale geslacht"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
geslacht
Zelfstandig naamwoord
- sekse, het man of vrouw zijn
geslacht
Zelfstandig naamwoord
- de geslachtsorganen
geslacht
Zelfstandig naamwoord
- genus
geslacht
Zelfstandig naamwoord
- grammaticaal geslacht, genus
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ze hebben een geit geslacht als offer voor God.
- geslacht
- GESLACHT
- geslacht
- Geslacht:
- Geslacht (*)
- geslacht
- geslacht;
- Geslacht
- geslacht
- geslacht.
- Geslacht
- Geslacht: …
- Geslacht
- Geslacht (8): …