Betekenis van:
geslachtsgemeenschap
geslachtsgemeenschap (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- paringsdaad; geslachtsgemeenschap; omgang met iemand; het paren; geslachtsgemeenschap; seks; coïtus; geslachtsgemeenschap; paring
"geslachtsgemeenschap hebben"
Synoniemen
- coïtus
- gemeenschap
- geslachtsdaad
- liefdesdaad
- lijfsgemeenschap
- minnespel
- neukpartij
- nummertje
- wip
- wippertje
- bijslaap
- cohabitatie
- copulatie
Hyperoniemen
Hyponiemen
geslachtsgemeenschap
Zelfstandig naamwoord
- seks waarbij de man met zijn penis het lichaam van de partner binnengaat
"Een SOA kan optreden na geslachtsgemeenschap."
Voorbeeldzinnen
- Onderbroken geslachtsgemeenschap